Vertalen translate
Werkwoorden met de 3e naamval
- begegnen = tegenkomen
Ik ben hem in de stad tegengekomen. Ich bin ihm in der Stadt begegnet. - danken = danken / bedanken
Ik dank u voor uw medewerking.- Ich danke Ihnen für Ihre Mitarbeit. - folgen = volgen
Volgt u mij alstublieft.- Bitte folgen Sie mir. - gefallen = bevallen
Hoe bevalt het je ? Wie gefällt es dir ? - gehen = gaan met
Hoe gaat het met je ?- Wie geht es dir ? - gelingen = lukken
Niks lukt mij vandaag. Nichts gelingt mir heute. - gehören = zijn van, toebehoren aan
Het huis is van haar. Das Haus gehört ihr. - glauben = geloven
Ik geloof je niet. Ich glaube dir nicht. - gratulieren = feliciteren
Heb je hem al gefeliciteerd ? Hast du ihm schon gratuliert ? - helfen = helpen
Waarom helpt men die mensen niet ? Warum hilft man den Leuten nicht ? - kondolieren = condoleren
U kunt haar morgen condoleren. Sie können ihr morgen kondolieren. - leid tun = spijten
Het spijt mij. Es tut mir leid. - sagen = zeggen tegen
Ik heb het toch tegen je gezegd ? Ich habe es dir doch gesagt ? - raten = aanraden
Ik zou je aanraden nog even te wachten. Ich würde dir raten, noch kurz zu
warten. - (ver)trauen = vertrouwen
Hij vertrouwde niemand meer. Er (ver)traute keinem mehr.
LET OP Ook veel werkwoorden, die met een voorzetsel met de derde naamval (eigenlijk: een voorvoegsel) beginnen, hebben de derde naamval. Bijvoorbeeld:
|